Travel Stories (in Dutch)

From New York & New Jersey (2003):

  1. Newark
  2. YMCA
  3. Immigrant zijn

From Monrovia (2009):

  1. Mijn Stam
  2. Vergeven
  3. The Interior

From Africa (2011-2013):

  1. Rwanda 2011
  2. Liberia en Sierra Leone 2011
  3. Burundi 2013

Burundi 2013

Net twee vrouwen in burqas voorbij. Wat zouden die moeten in Burundi, land van de makkelijke glimlach? Burundi heeft wel iets met bedekking. Hier geen minirokjes, en mannen lopen in bijna dertig graden in pak rond, of met jas aan. In t-shirt en shorts ben je geen echte man, hoorde ik toen ik op kantoor verscheen in t-shirts en shorts. Nu wacht ik als überman, in lange broek en overhemd, op de vlucht die me van Bujumbura naar Nairobi zal brengen. Ik zit hier al een flinke tjd, het is bijna middernacht. In Nairobi zal ik in mijn echte mannenkleren nog een paar uur hangen in de tent die fungeert als vertrekhal. Het vliegveld daar is vorige week afgebrand, de hele terminal weggevaagd in geen tijd. Toen de brandweer en de politie aankwamen, veel te laat, ontdekten ze bankkluizen in de as. Het verhaal gaat dat ze vervolgens zo opgingen in pogingen die open te breken dat ze de brand verder lieten voor wat hij was. Dat hoorde ik aan een borreltafel in een bar voor de Burundese beau monde. Kenianen, vreselijk volk, vertelden mijn Nederlandse disgenoten; wanneer je een daar een ongeluk hebt wordt eerst je horloge gestolen, en dan pas de ambulance gebeld.

Ik wist dus dat er een probleem met het vliegveld van Nairobi was, maar ik meende dat met een week alles wel weer normaal zou vliegen. Ik zou gewoon om zeven uur ’s avonds op het vliegtuig stappen, een heerlijke vliegtuigmaaltijd nuttigen (chicken or pasta?), prima slapen in de exit row, en dan twaalf uur later voldaan in Brussel uitstappen. Een hotelshuttle had me eind van de middag op Bujumburai International afgeleverd, en check-in was in een zucht gebeurd. In de vertrekhal viel me op dat ik zes uur nadat het vliegtuig vertrokken was moest beginnen met boarden. In eerste instantie leek me dat een grappige computerfout. Toen ik toch maar even ging kijken op het vertrekscherm, zag ik tot mijn schrik dat er om 01.25 nog een vlucht naar Nairobi was. Was mijn boarding pass daar misschien voor? Nu keek ik naar mijn andere passes. Ik bleek pas morgen ochtend van Nairobi naar Europa te vliegen, en niet vannacht.  Dit was goed mis! Ik ging op zoek naar iemand van Kenya Airways.

Bujumbura International is een omgekeerde eierdoos. Een zestal in elkaar overlopende koepels van roestend staal; in de middelste, net wat grotere koepel hangt een reusachtig portret van de president, een knappe kale dertiger die je over zijn snor heen rustig aanstaart. Het gebouw is aan alle kanten open. Voor buitenlucht en voor tienduizend muggen. Ikheb er al een half procentje van doodgeslagen; ik kan ze makkelijk vangen. Dat schijnt geen goed teken te zijn: een langzame mug is ziek, met malaria. Ik had de eierdoos al op foto’s gezien toen ik thuis “Bujumbura Belgian colonial” googlede. Op jaren-’50-plaatjes kwamen er vrolijke Belgische gezinnetjes uit lopen, vast op weg naar de onberispelijke gazonnetjes. Ik kan me voorstellen dat het leven mooi vuur hun was in koloniaal Burundi. Het land heeft het klimaat van het paradijs; het ligt net onder de evenaar maar is hoog en daardoor niet heet. Het regent er genoeg voor weelderige natuur, maar is meestal zonvergoten. Hoofdstad Bujumbura ligt tussen schilderachtige, stijle heuvels  en een prachtig meer. Aan haar rustige, brede lanen staan mooie bauhausvillas, een erfenis van de koloniale Belgen. Ze hebben ook één van hun talen achtergelaten. Middelbare school is Franstalig, en als Snorremans zijn land wil toespreken op TV doet hij dat één uur in het lokale Kirundi. Daarna geeft hij nog een uur dezelfde toespraak in het Frans.

In een toeristische gids die ik te leen kreeg stond dat de Belgen na de oorlog vaardig de economische ontwikkeling ter hand namen. Maar toen was het te laat – “geen draagvlak meer”, schrijft de gids, voor paternalisme door witmannen. Een lokale prins maakte Burundi in 1962 tot een onafhankelijke republiek, om een paar dagen later doodgeschoten te worden. Dat is het recept voor nationaal heldendom; het potret van deze prins hangt in de stad naast nog wat vermoorde presidenten en de huidige snorremans. Hij was een tutsi, de kleine minderheid (15%) die in prekoloniale en koloniale tijden de baas was. Na zijn moord nam daar weer een minderheid van, uit een provincie ver van de hoofdstad, de macht over. Tutsis zijn bekend van Rwandese genocide van ‘94, toen de hutu-meerderheid daar de tutsi-“kakkerlakken” voor eens en voor altijd van de aardbodem wilde vegen. Burundi is Rwanda’s buurland en spiegelbeeld. Zelfde etnische groepen, zelfde verhoudingen, alleen de andere groep aan de macht. Burundi heeft zelfs zijn spiegelbeeldige genocides gehad, een paar, met tutsi’s als dader in plaats van slachtoffer. Als de hutu-meerderheid het bewind bedreigde sloeg het tutsileger aan het moorden.

Eind jaren negentig gaven de tutsis het op. Steeds vaker waren zij slachtoffer van moordpartijen, als een Hutu rebellenbeweging het tutsileger even uit een provincie wist te verdrijven. Na een paar vredesconferenties fuseerden leger en rebellen, en mochten hutupartijen de verkiezingen winnen. Dat is merkwaardig goed gegaan. Inmiddels hadden de rebellen het zo druk met elkaar bevechten om de macht, dat wraak nemen op de tutsi’s er niet meer van gekomen is. Een paar kleine genocides tellen kennelijk wat minder dan één grote; die van Burundi lijken vergeten of vergeven.  Etniciteit bestaat nog - mensen identificeren zich als hutu of tutsi, en schijnen het aan elkaar te zien- maar het is geen issue meer zeggen de Burundezen.

Niet dat het nu pais en vree is. Toen ik ontdekt had dat ik zes uur later zou vliegen, en dat er niemand van Kenya Airways in de vertrekhal was, ben ik door immigratie teruggestormd naar de incheckbalie (Burundi zal het enige land ter wereld zijn waar dat mag). Er bleek werkelijk niets meer aan te doen: ik kon pas na middernacht weg. De compensatie mocht ik kiezen: of één kop koffie om zeven uur luchthaven door te komen, of een enkeltje taxi terug naar de stad. Ik heb het tweede genomen. Terwijl we door de lege, veel te brede lanen van Bujumbura reden praatte ik met de chauffeur over een andere brand. De centrale markt van de stad, ooit trotse bollen met daaronder duizenden kraampjes, was nu een geblakerd eierdoosskelet. Dat was een paar jaar geleden gebeurd, maar een nieuwe markt was er nog niet. In plaats daarvan stonden de verkopers op straat. “Onhandig”, vond ik, en ik had ook nog gehoord dat er enorme sommen geld van de marktkooplui waren verbrand. Kende ik “l’histoire” dan niet?, zei de chauffeur. Welke? Nu, die brand was niet vanzelf ontstaan. De regering had hem aangestoken. Met poeder! Hoe anders hadden die hallen in zo’n korte tijd kunnen afbranden? Het poeder was geleverd door een Indiase man, die vervolgens was vermoord om hem monddood te maken. Ik knikte, ah, was het zo gegaan. Maar waarom? “Omdat de marktkooplui van de oppositie waren!” Duidelijk. Inmiddels doen in Kenia ook al samenzweringsgeruchten over hun brand de rondte. Hoe kon dat vliegveld zo snel afbranden? Poeder! Ik weet nog niet wie erachter steekt, waarom ik dus straks in die tent moet wachten. Waren de stewardessen misschien van de oppositie? *

De etnische haat lijkt weg, maar de burgeroorlog heeft wel een andere erfenis. In vijftig jaar onafhankelijkheid werd wat in vrede was opgebouwd steeds weer bij een volgende rebellie vernietigd. Burundi is dus straatarm. Gemiddeld verdient de Burundees ongeveer een euro per dag. Overal scharrelen vieze kinderen in lompen rond, over vuilnis dat de overheid niet ophaalt. Als er ergens geld te verdienen lijkt, zelfs maar een beetje, verzamelen zich massa’s mannen om je heen die niets omhanden lijken te hebben.

Nederland investeert daarom in conflictvermijding. Van dat geld ben ik hier. Het is wat ingewikkeld, omdat niemand weet hoe het volgende conflict eruit gaat zien. In documenten van andere NGO’s dan de mijne zag ik dat 5% van de boeren een conflict over land had. Dat leek me veel, tot een collega me erop wees dat net zoveel Nederlanders ruzie met hun buren hebben over een hegje. Een andere NGO concludeerde dat aangezien het etnische conflict kennelijk wel klaar was, ze zich maar op conflicten in het gezin zouden richten. Ja, dat raakt natuurlijk nooit op. De NGO die mij stuurde wil dat boeren werkloze, conflictbeluste jongeren aan een baan helpen – wie ananassen oogst wil niet meer vechten. Daarvoor moet ik die boeren laten interviewen.

Zelf heb ik een try-out gedaan van het interview in een dorpje, meer dan een uur rijden de schilderachtige heuvels omhoog. Op weg naar boven zagen we jongens op fietsen zich vastklampen aan rijdende vrachtwagens. Niet zo veilig, maar alleen zo kom je op een fiets de stijle hellingen op; ze kletsten vrolijk met elkaar terwijl ze met 50 KM/h naar boven reden. Aan de andere kant zoefden wat oudere mannen op volgeladen fietsen –achterop vier zakken houtskool zo groot als zijzelf - met halsbrekende snelheid naar beneden. Toen ik later in de week met ongeveer dezelfde snelheid achterop een motortaxi naar beneden reed stond ik doodsangst uit.

Eenmaal in het dorp wilde mijn Burundese collega snel de vereiste boeren interviewen. We reden naar een heuvel waar zich wat boeren hadden verzameld. Hij nam er twee mee die enkel het lokale Kirundi spraken. Ik moest twee boeren helpen die wat Frans spraken, en die de questionnaire zelf zouden invullen. Om ons heen kwam een groeiende massa mannen staan; samen discussieerden ze over de vragen. Daarachter verscholen kwamen kindjes kijken naar de Bazungu, de witmans, die zo plots op hun heuvel was verschenen. Ik kreeg door dat de boeren onze vragen volkomen verkeerd begrepen. Mijn frans, en dat van hun, was te mager om duidelijk te maken wat ze wel moesten doen. Ik gaf het op, ik zou dit uitzitten en spelen met de kindjes. Doen of ik ze niet zag en dan plots opkijken, zodat ze gillend van plezier wegstoven. Mijn interviews werden zo waardeloos, maar dat was niet het ergste. Het werd tijd om het geld te verdelen dat we gaven per ingevuld interview. Wie van de massa mannen verdienden nu onze 2000 francbu? Het bleek niet op te lossen zonder willekeur en chagrijn. Weer nul punten voor paternalisme door witmannen.

Na de nodige aanpassingen en trainingen zal het met onze interviews wel goedkomen. Met mijn uren in Kenia ook – ik ben inmiddels in het tentenvliegveld aangekomen en vind Kenianen hele vriendelijke mensen. Met Burundi komt het ook goed. De laatste tijd gaat het al beter. De angst voor een volgende burgeroorlog verdwijnt, wegen worden gerepareerd, bureaucratie afgebouwd, de economie groeit. Snorremans doet het kennelijk niet zo gek, en als straks de ananas elke burgeroorlog onmogelijk maakt heb ik mijn steentje bijgedragen.

In een zeldzaam moment dat ik in Bujumbura niet werkte ben ik gaan zwemmen. In het universitaire zwembad. Dat is een heel stuk rijden de heuvels op, langs het streng bewaakte presidentiele paleis, voorbij wat afgebladderde universitaire gebouwen, en dan een stijle brokkelige trap af. Dan wat betalen aan een verveelde jongen, en je mag in het prachtige water zwemmen met uitzicht op de hele stad. Er waren een dertigtal jonge Burundezen zich aan het verpozen. Toen ik binnen trad vielen ze stil. Verbaasd namen ze mijn lijkbleke bazungulichaam in zich op. Toen waren ze gewend en speelden ze door. Ik trok stil mijn baantjes.

 

- - - -

 

* Politiek in Afrika is winner-take-all. Als je verkiezingen wint mag je je portret groot in het vliegveld hangen. Als je verliest mag je blij zijn als je niet de gevangenis in draait. Hoe win je verkiezingen? In Kenia is het simpel: verzamel 51% van de tribale leiders achter je, en hun achterban zal trouw op je stemmen. Zo gaat het in Kenia, in Kameroen, in Kosovo, en net zo goed in België: als er etnische verschillen zijn, stemmen mensen op basis van etniciteit. Geen Vlaming zal maar overwegen op de Waalse PS te stemmen, hoezeer hij het hardcore Waals socialisme ook prefereert boven de slappe Vlaamse variant. Als etniciteit niet belangrijk is stem je op je sociale klasse – VVD omdat je advocaat bent – en als sociale klasse vervaagt stem je op ideologie. Maar als dat er allemaal niet is? Als de ene partij “Rassemblement Populaire pour l’Union” heet en de andere “Union Populaire pour la Rassemblement”, hoe kies je dan wat je stemt? Clientèlisme, suggereerde een taxichauffeur (en de academische literatuur). Je stemt op de partij die jou een baantje belooft, of één van je familieleden. Ook dan kan een partij felle loyaliteit opwekken, zodanig dat verkiezingen slagvelden worden,genocides rap vergeten zijn, en je gelooft dat de tegenstander de rijkdom van het land afbrandt en Indiërs vermoordt.